Spirometrie Interpretatie
Men kan overgaan tot de interpretatie van de spirometrie als men 3 goede spirometriecurves heeft, waarbij de 2 hoogste FVC's en de 2 hoogste eensecondewaardes reproduceerbaar zijn (niet meer dan 150mL verschillen).
We beperken ons tot de interpretatie van de belangrijkste spirometrietest (de geforceerde vitale capaciteit) en tot de belangrijkste aandoeningen.
We bespreken achtereenvolgend:
- normale spirometrie
- afwijkende spirometrie
- obstructief longlijden
- restrictief longlijden
- gemengd longlijden
- hoge luchtwegobstructie
- inspanningsastma
Normale Spirometrie
Een normale flow-volume curve heeft een typische vorm. De punten op de grafiek zijn de voorspelde waarden voor respectievelijk PEF, FEF25, FEF50, FEF75 en FVC.
Een normale volume-tijd curve:
Het punt op de grafiek stelt de voorspelde waarde voor van de éénsecondewaarde.
Afwijkende Spirometrie
Men spreekt van een afwijkende spirometrie als de spirometrie waardes te laag zijn. Er zijn verschillende manieren om de spirometrie waardes te vergelijken met voorspelde waardes.
De interpretatie is gebaseerd op de beste FVC en de beste FEV1 van alle reproduceerbare testen. De andere parameters worden gehaald uit de beste test van de sessie, dit is de test met de hoogste som van FEV1+FVC.
Dit betekent dat FEV1, FVC en alle andere parameters niet noodzakelijk uit de beste test komen, zoals aangetoond in het volgende voorbeeld:
test 1 | test 2 | test 3 | beste | |
FVC | 6.35 | 6.42 | 6.41 | 6.42 |
FEV1 | 4.86 | 4.80 | 4.84 | 4.86 |
FEV1+FVC | 11.21 | 11.22 | 11.25 | |
FEV1-ratio | 76.5 | 74.8 | 75.5 | 75.7 |
Voor de interpretatie van deze resultaten zal men de hoogste FEV1 (test 1) en de hoogste FVC (test 2) vergelijken met de voorspelde waarden. Alle andere parameters (FEF2575, FEF25, FEF50,....) komen uit de test met de hoogste som van FEV1 en FVC (test 3). De berekende Tiffeneau is 75,7 (4.86/6.42*100), een waarde die niet terug te vinden is bij de individuele testen!
Percentage of predicted
Spirometrie waardes werden altijd al vergeleken met voorspelde waardes. Als de spirometrie waardes lager waren dan 80% van de voorspelde waardes werden ze beschouwd als te laag.
Enkel voor de Tiffeneau index (FEV1/FVC*100) keek men niet naar de voorspelde waardes, maar gebruikte men een vaste waarde van 70%. Een Tiffeneau lager dan 70 werd beschouwd als obstructief longlijden.
Sinds enkele jaren gebruikt men een nieuwe manier van interpreteren: LLN of Lower Limits of Normal. Toch blijven de percentages nog relevant, omdat ze in de officiële GOLD-richtlijnen nog steeds gebruikt worden.
Lower Limits of Normal
Het was al langer bekend dat het gebruik van vaste percentages en een vaste waarde voor de Tiffeneau index geen optimale manier waren om spirometrie gegevens te beoordelen.Sinds enkele jaren gebruikt men dan ook een nieuwe manier van interpreteren: LLN of Lower Limits of Normal.
De LLN waarde is de laagste vijfde percentiel van de Gauss curve: 95% van de gezonde testpersonen blazen beter dan de LLN. (Dit betekent overigens nog altijd een vals positief resultaat in vijf procent van de gevallen!)
LLN wordt berekend voor elke parameter en houdt rekening met leeftijd, geslacht, lengte en etniciteit. Een spirometrie waarde lager dan LLN wordt als abnormaal beschouwd. Dit is ook van toepassing op de Tiffeneau index: ipv de vaste waarde van 70 is er nu ook een laaglimiet per patiënt. Oudere mensen mogen een lagere Tiffeneau hebben dan jonge mensen.
Z-score
Een andere manier om LLN te beschrijven is de Z-score. De Z-score geeft de afwijking van de voorspelde waarde aan in aantal statistische standaard deviaties. Een spirometriewaarde is te laag als de Z-score meer dan 1,64 standaarddeviaties afwijkt van de voorspelde waarde (de voorspelde waarde is het midden van de Gauss curve). Dit komt overeen met LLN of met de laagste 5 percentiel.
Het voordeel van de Z-score is dat het mogelijk wordt om waardes van verschillende populaties met elkaar te vergelijken en dat men slechts naar 1 kolom moet kijken, en niet zelf het verschil moet zoeken tussen de kolom van de geblazen waardes en de LLN waardes.
Obstructief Longlijden
Bij obstructief longlijden zijn de kleine luchtwegen gedeeltelijk versperd door een pathologische aandoening. De meest voorkomende vormen zijn asthma en COPD.
Een patiënt met een obstructief longlijden heeft typisch een concave of naar beneden gebogen curve.
concave curve, FEF25-75 verlaagd, FVC normaal
De lucht uit de bovenste luchtwegen kan meestal ongehinderd naar buiten: daarom kan de PEF (Peak Expiratory Flow - piekstroom) doorgaans normaal zijn.
Als alle lucht uit de hogere luchtwegen is geblazen komt de lucht uit de kleinere luchtwegen. Bij een obstructief longlijden zijn deze gedeeltelijk versperd zodat de lucht trager naar buiten komt: de lucht moet door een kleinere opening geblazen worden, als het ware door een rietje.
Voor dit deel van de luchtwegen heeft de patiënt bijgevolg een lager debiet, hetgeen zich uit in een te scherpe daling van de flow-volume curve en een verlaging van de parameters FEV1 (éénseconde waarde) en FEF25-75.
In vele gevallen heeft de patiënt ook nog een normaal longvolume zodat zijn FVC binnen de normale waarden valt.
Door zijn aandoening zal de patiënt echter veel langer dan normaal uitblazen (FET - Forced Expiratory Time - is verhoogd), gezien het lagere debiet en het dikwijls gelijke volume.
Volume-tijd curve bij obstructief longlijden: FEV1 te laag, FET verlengd
Een Tiffeneau index (FEV1/FVC x 100) van minder dan 70% is zeer suggestief voor een obstructief longlijden.
Een bronchodilator test zal nodig zijn om een meer exacte diagnose toe te laten.
Restrictief Longlijden
Bij een restrictief longlijden is het totale longvolume gedaald. Hoewel een spirometrie geen uitsluitsel kan geven van restrictie - het residuële volume kan met een spirometer immers niet gemeten worden - kan het wel een sterke aanwijzing van restrictie zijn.
Aangezien de luchtwegen in goede staat verkeren zal de vorm van de flow-volume curve normaal lijken: de curve gaat van het hoogste punt (PEF) in een rechte lijn naar de X-as.
Flow-volume curve bij restricief longlijden:
vorm normaal, FVC verlaagd
Het totale longvolume is echter te laag, hetgeen zich uit in een verminderde FVC. De PEF kan normaal of verlaagd zijn.
De éénseconde kan evenredig met de FVC verlaagd zijn of in sommige gevallen zelfs dezelfde gebleven zijn. De Tiffeneau index is bijgevolg normaal of kan eventueel zelfs verhoogd zijn.
Volume-tijd curve bij restrictief longlijden:
FEV1 te laag, FET normaal
Gemengd Longlijden
Veel patiënten vertonen zowel tekens van obstructief als van restrictief longlijden. De flow-volume curve vertoont kenmerken van beide syndromen.
Volume tijd curve bij gemengd longlijden:
FVC, FEV1 en FEF25-75 te laag
Hoge Luchtweg Obstructie
Hoge luchtwegobstructies zijn veel zeldzamer dan obstructieve en restrictieve syndromen.
We onderscheiden 3 vormen van hoge luchtwegobstructie:
Variabele Extra-Thoracale Obstructie
Er bevindt zich een obstructie buiten de thorax. Voorbeelden zijn stembandparalyse, extrathoracale goiter en larynxtumor.
De expiratoire curve is meestal normaal omdat de obstructie wordt weggeduwd door de kracht van de expiratie.
Bij het inademen wordt de obstructie echter aangezogen in de trachea met gedeeltelijke obstructie tot gevolg. De inspiratoire curve is dan ook afgeplat.
Variabele Intra-Thoracale Obstructie
Dit is de omgekeerde situatie van de variabele extrathoracale obstructie.
De obstructie wordt tegen het intrathoracale deel van de trachea geduwd door de kracht van de expiratie. Dit geeft een gedeeltelijke obstructie van de trachea en een afplatting van de curve.
Tijdens de inspiratie worden alle intrathoracale weefsels naar buiten getrokken door het uitzetten van de thorax. Dit heft de obstructie op en de inspiratoire curve verloopt normaal.
Meestal gaat het hier om een sessiele tracheatumor.
Gefixeerde Obstructie
De flow-volume curve is afgeplat, zowel bij de inspiratie als bij de expiratie.
Voorbeelden zijn tracheastenose na intubatie en een circulaire tracheatumor.
De curve heeft een typische afgeplatte vorm bij gefixeerde luchtwegobstructie
Inspanningsastma
Sommige mensen slagen er nooit in om reproduceerbare flow-volume curves, omwille van een slechte coordinatie of een slecht begrip van de test. Soms is er echter een andere reden waarom mensen geen 2 dezelfde curves kunnen blazen: inspanningsastma. Door de geforceerde uitademing kan soms een astma aanval opgewekt worden bij reactieve patiënten. Het resultaat van elke volgende FVC curve wordt dan steeds slechter, naarmate de acute astma aanval verergert. Indien dit vastgesteld wordt stopt men best de test.
De eerste (rode) curve ziet er redelijk normaal uit
De tweede (zwarte) vertoont tekenen van obstructief longlijden
De derde (blauwe) nog meer